De eerste d 20 jaar van de 19e eeuw verliepen in politiek-administratieve zin enigszins verwarrend, De eerste jaren was er, conform de rest van het koninkrijk, sprake van Franse overheersing. Belangrijk was dat in deze periode de “Grote Postweg” op Java werd aangelegd. Jakarta werd daarmee verbonden met Soerakarta, Jogjakarta en Soerabaja. Belangrijk om de greep op het eiland, zowel in militaire als economische zin, te versterken.
In 1811 werd
Java veroverd door de Engelsen, maar in 1814 kreeg het nieuwe Koninkrijk de
Nederlanden (daar behoorden ook de zuidelijke Nederlanden toe). In 1816 was het
Nederlandse gezag op de hele archipel hersteld. In Nederland groeide met een
koning voor alle lage landen een veel meer centraal gezag. Ook in
Nederlands-Indië zag je een dergelijke ontwikkeling. De grip van Nederland nam
sterk toe, het gezag op de eilanden werd veel prominenter. De invloed beperkte
zich toen zeker niet meer tot handel en handelsposten.
In de archipel ontstond op verschillende plekken verzet. In 1817 op de Molukken
en in de jaren 1825 -1830 waren er veel opstanden op Java. In 1830 werd de
inlandse leider Diponegoro verslagen.


Portret prins
Diponegoro Onderwerping prins Diponegoro
Gevolg van de strijd was dat het inheemse gezag zo goed als werd ontbonden; grote delen van Java kwamen onder direct gezag van Nederland. Alleen gebieden rond Jogjakarta en Soerakarta hadden nog eigen vorsten. Het Nederlands gezag richtte zich heel duidelijk op Java. Voor het grootste deel van de eilandengroep was er sprake van duidelijke terughoudendheid. De kolonisator bestuurde middels de lokale overheden van vorsten. Een systeem met meer gezag zou te veel militairen en geld kosten.
Van groot
belang was de invoering van het Cultuurstelsel.
Er was tot dan toe sprake van landrente; men belast op basis van de
geproduceerde goederen. Met het Cultuurstelsel werd overgeschakeld naar
belastinginning op basis van gedwongen productie van door het gouvernement
vastgestelde gewassen. Gewassen voor de export en met een groot rendement. Boeren moesten 20% van hun grond met die
gewassen beplanten. Boeren zonder grond moesten 66 dagen voor het gouvernement
werken. Inlandse vorsten werden beloond; bij meer opbrengst kregen de vorsten
meer uitbetaald. Zowel de Nederlandse overheid als het inheemse gezag waren gebaat
bij een
Het hele systeem leidde tot corruptie, uitbuiting, onderdrukking,
opiumverslaving, armoede en honger. Logisch dat dat tegelijkertijd ook leidde
tot verzet.
Vanaf 1848 kwamen er steeds meer geluiden voor het afschaffen van het
Cultuurstelsel. Vanwege het lijden van de Indonesiërs,[1]
maar zeker ook vanwege de liberalisering van de economie en de politiek. Niet
langer de koloniale overheid, maar particuliere ondernemingen namen de landbouw
en de mijnbouw over.
Een duidelijk voorbeeld van het verzet in Indonesië was de Atjeh-oorlog; een reeks van acties en relatief rustige periodes van 1874 – 1914. Het zou gaan om zeerovers aan te pakken, maar uigelijk ging het om meer gezag voor de kolonisator en het beperken van de onafhankelijke positie van het inlandse bestuur op Sumatra.
In 1870 werden de Agrarische Wet en de Suikerwet ingevoerd. Daarmee werd volop ruimte geschapen voor de ontwikkeling van particuliere ondernemingen. Er werden nieuwe producten verbouwd of geoogst als koffie en rubber. Er werd fors geïnvesteerd in de opbouw van de infrastructuur als treinverbindingen, wegen en onderwijs. Het is in deze periode dat Indonesië ook grotere geografisch zin werd gekoloniseerd. Er werden nieuwe gebieden ontwikkeld tot plantages en ondernemingen. Achtergebleven regio’s kwamen eigenlijk voor het eerst in de invloedsfeer van het koloniaal gezag. De regio Tapanoeli, daar waar mijn vader, was een van de laatste bewoonde gebieden in de archipel , toen het gebied in 1907 onder de invloedsfeer van het koloniale gezag.


Het was voor
Indonesië een periode van groei en ontwikkeling. Niet alleen economisch, maar
ook in sociale zin. Steeds meer inlanders nemen deel aan onderwijs. Er ontstaat
Indonesische middenklasse. In deze omstandigheden ontstaat overigens
tegelijkertijd een voedingsbodem voor nationalisme, verzet en de wens voor meer
of totale zelfstandigheid.
De eerste nationale bewegingen: “Boedi Oetomo” werd, opgericht in 1908 en streefde
vooral naar een opleving van de Javaanse cultuur. In 1927 werd door Soekarno de
Partai Nasional Indonesia, de Indonesische Nationalistische Partij, opgericht.
Na het mislukken van een opstand reageerde het gouvernement met harde repressie
van nationalistische groeperingen. Zo verdween Soekarno in 1930 achter slot en
grendel.
Het van belang te beseffen dat zeker in de periode voor de Tweede Wereldoorlog
er duidelijk een discrepantie tussen de ontwikkelingen in Indonesië en in
Nederland en in Europa als geheel. Daar was sprake van crisis. Het is daarbij
opvallend dat nationalisme een vanzelfsprekende gevolg lijkt op zowel crisis in
Europa als op de groei en ontwikkeling in Indonesië. De Nederlandse politiek laat
een spagaat zien. Aan de ene kant bestaat er het besef en de wens om de verhouding
met Nederlands-Indië te herzien en in te zetten op meer autonomie in een meer
federaal koninkrijksverband. Tegelijkertijd is er nauwelijks of geen oor voor de
groei van het nationalisme dat zich in die fase nog mild te noemen was. Zo werd
er veel meer gesproken over meer autonomie en nog nauwelijks over
zelfstandigheid.
Het optreden van de Nederlandse overheid is paternalistisch te noemen. Meer
autonomie wordt in principe door alle betrokkenen gewenst. Maar het koloniale gezag
gaat er vanuit dat zijn benadering juist is en ook het beste is voor Indonesië
en de Indonesiërs. De groepen, verenigingen en partijen in Indonesië zijn
onvoldoende toegerust en bovendien vreest Nederland onderlinge onenigheid.
Met een dergelijke houding lijkt het onvermijdelijk dat de situatie verslechterd
en dat het voor de hand ligt dat de nationalisten kiezen voor een andere,
extremere, aanpak.
De Tweede Wereldoorlog en de bezetting door de Japanners zullen gaan fungeren
als een katalysator voor streven naar onafhankelijkheid.
[1] De roman “Max Havelaar of de Koffie-Veilingen de Nederlandse Handelmaatschappij” van Multatuli (1860) is verwoording van dat die corruptie en het lijden
Leave a Reply